Een verkoopmedewerkster heeft een contract voor onbepaald tijd bij een winkelfiliaal. Het filiaal wordt per 1 oktober 2024 gesloten. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst in oktober 2025 nog steeds niet beëindigd, maar betaalt geen loon meer. Hij is in een eerdere procedure al tot nabetaling van salaris veroordeeld. De verkoopmedewerkster eist nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst, een transitievergoeding en een billijke vergoeding van bijna € 55.000. Hoe oordeelt de rechter?
Vader heeft via de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) aandelen in twee actieve BV’s geschonken aan zijn zonen die de bedrijven voortzetten. Met het oog op deze overdracht hebben voorafgaand enkele herstructureringen plaatsgevonden. De advieskosten voor het bedrijfsopvolgingstraject, bijna € 31.500, zijn gefactureerd aan en betaald door de holding van vader. De Belastingdienst weigert aftrek. Terecht?
Werkgever en werknemer sluiten eind 2025 een beëindigingsovereenkomst waarin wordt afgesproken dat dat de werknemer met ingang van 1 januari 2026 uit dienst zal treden en dan recht heeft op een outplacementtraject. Dat traject begint en eindigt in de loop van 2026. De werkgever ontvangt en betaalt de facturen in 2026. Is het traject voor de werknemer loon in 2025 of in 2026?
Als ondernemer mag u de BTW die u betaalt over investeringen terugvragen, als u deze kosten hebt gemaakt voor omzet die is belast met BTW. Soms moet u die aftrek later herzien: dat betekent dat u de BTW-aftrek achteraf moet aanpassen als het gebruik van de investering verandert. Bijvoorbeeld van BTW-belast naar BTW-vrijgesteld gebruik of andersom.
Op 2 oktober 2025 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering vraagt de handhavingsstrategie ‘zachte landing’, waarbij de menselijke maat en risicogerichte handhaving centraal staan, te verlengen van eind 2025 tot eind 2026. Het demissionaire kabinet gaat deze motie niet uitvoeren. Waarom niet?
Een werknemer heeft vanwege ziekte aangepast werk verricht op een andere afdeling, maar als hij is opgeknapt wil hij zijn oude werkzaamheden weer gaan verrichten. De werkgever laat hem dat niet doen, omdat de functie van de werknemer is vervallen en hij problemen heeft met zijn leidinggevende. Hoe oordeelt de rechter hierover?
Een werknemer sluit een arbeidsovereenkomst voor zes maanden, van 15 augustus 2024 tot 15 februari 2025. Bij voorbaat geeft de werkgever aan dat de overeenkomst niet verlengd zal worden, zodat is voldaan aan de aanzegverplichting. Op 16 februari 2025 werkt de werknemer voor het laatst, daarna is hij niet ingeroosterd. Betekent deze extra dag stilzwijgende verlenging met zes maanden?
Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) en zijn vrouw laten een huis bouwen. Ze sluiten met de eigen BV een 25-jarig huurcontract voor exclusief gebruik van de zolderverdieping en de parkeerplaats bij het huis. Daarbij opteren ze voor BTW-belaste verhuur en brengen een deel van de BTW op de bouwkosten in aftrek. De Belastingdienst weigert aftrek. Hoe oordeelt de rechter?
Een vastgoed-BV verhuurt ongeveer 176 woningen. De Belastingdienst legt naheffingsaanslagen loonheffingen met boete op over vijf kalenderjaren. Over elke van deze jaren heeft de BV € 10.386 aan loon voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) toegekend. Volgens de Belastingdienst is dat veel te laag en moet het gemiddeld € 80.000 per jaar zijn. De BV gaat naar de belastingrechter.
Een belastingplichtige had per 1 januari 2018 bank- en spaartegoeden van € 95.428 en een goudbaar met een waarde van € 33.873. Op basis van de Wet Rechtsherstel box 3 is het inkomen uit sparen en beleggen naar beneden bijgesteld vanwege een gerealiseerde waardevermeerdering van het spaargeld van € 38 en een ongerealiseerde waardevermeerdering van de goudbaar van € 701. Vervolgens is rekening gehouden met het heffingsvrije vermogen. Is dit juist?